DUURZAME
SAMENLEVING, DE MENS ALS (F)ACTOR
Impressie
startdebat stichting De Nationale Toekomstprijs, het Nationaal Dubo-Centrum
en KEI op 1 maart 2001 te Den Haag
Verslag van
het plenaire debat, de parallelsessie "Stedelijke vernieuwing:
mensenwerk!" en de plenaire afsluiting; Nationaal Dubo-Centrum.
Paralelsessie Toekomstcomités, motor achter verandering,
NTP.
Het startdebat
is financieel mogelijk gemaakt door: Stichting DOEN, Rabobank Nederland,
NCDO, de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Drenthe, de ministeries
van BZK en VWS, ANWB, gemeente Apeldoorn, Proper-Stok Woningen bv.
PLENAIR DEBAT
Dagvoorzitter
prof. dr. J.C. Terlouw opent het debat met een bespiegeling rond
het fenomeen tijd als onafhankelijke variabele: de toekomst is onvermijdelijk;
het is echter aan ons te bepalen hoe de toekomst eruit zal zien.
Ofwel: de mens als (f)actor.
De panelleden
lichten hun stelling toe:
Mevr. T.
Netelenbos, minister van Verkeer en Waterstaat:
"Wie duurzaam
denkt, weet: alles heeft zijn prijs. Die prijs mogen we niet afwentelen
op de toekomst."
Infrastructuur
en duurzaamheid hebben onderling veel raakvlakken: futuristisch
klinkende zaken zijn technisch nu al mogelijk. Denk hierbij bijvoorbeeld
aan zogenoemde slimme snelwegen, verkleurend asfalt bij snelheidsoverschrijding,
en het verwarmen van steden via asfalt. De beperkte ruimte in Nederland
en de brede behoefte aan mobiliteit vergen niet alleen een mentaliteitsverandering
maar ook een hoge inzet op (technologische) innovatie. Alle zeilen
moeten worden bijgezet.
De totale kosten
zouden moeten worden toegerekend aan de gebruiker, maar de praktijk
leert dat dit een complexe zaak is daar waar het infrastructuur
en mobiliteit betreft: we leven op de pof. Prijsbeleid scoort slecht
(daarom is het van belang aan te tonen: het betaalt zich uiteindelijk
terug). Wij moeten als welvaartstaat voorop lopen in het vinden
van nieuwe "wegen".
In dit kader
kan je je afvragen of duurzaamheid gebaat is bij nieuwe wetgeving
rond referenda (alles is nu referendabel).
Mevr. A.M.E.
Janssen, studente en deelneemster aan The Bet:
"Laat
duurzaamheid leven: positieve acties met amusementswaarde"
"Media pakken de macht, maar niet hun verantwoordelijkheid"
Duurzaamheid leeft niet in de samenleving, bij de mensen.
Het moet structureel geïntegreerd worden in de samenleving.
Er zijn incidentele concrete acties, bijvoorbeeld The Bet, een weddenschap
van jongeren met het kabinet gericht op
energiebesparing
en de actie in Gouda voor huishoudens die een vermindering van de
milieubelasting realiseren. Waarom naast de voetbaluitslagen geen
CO2-reductie-uitslagen? Waarom geen studiepunten introduceren voor
milieubewuste studenten en het als verplicht onderdeel maken op
scholen?
Waarom geen
grote TV-show rond duurzaamheid? Naast amusementsaspect hebben de
media een informatieve verantwoordelijkheid (media als 4e
macht). Burgers hebben het recht op informatie, positief én
negatief. Als ze weet hebben van mondiale klimaatproblematiek dan
zullen ze eerder bereid zijn actie te ondernemen. Op dit punt verzaken
de media hun plicht.
Mevr. mr.
M.E.C. Pernot, directeur Vereniging Eigen Huis:
"Duurzaam
bouwen, de normaalste zaak?"
Duurzaam bouwen
en wonen heeft alles te maken met het nemen van de eigen verantwoordelijkheid:
maatschappelijk verantwoord bebouwen, inrichten en bewonen van de
leefomgeving ("laat niet als dank voor het aangenaam verpozen…").
Consument heeft de plicht duurzaam te wonen, de overheid moet stimuleringsmaatregelen
introduceren (met als uitgangspunt hetgeen ons allen aanspreekt:
het eigen, materieel belang). Met stimuleren kan immers een "automatische’
democratische wens naar duurzaamheid ontstaan, hetgeen meer effect
heeft dan het vanuit de overheid verplicht stellen.
Waarom niet
een deel van de overdrachtsbelasting terug laten vloeien naar de
bron (ter financiering van dubo-maatregelen)? Waarom niet een deel
van de onroerendzaakbelasting ten goede laten komen aan de duurzaamheid
van de gebouwde omgeving? Duurzaam bouwen is flexibel bouwen met
de bewoner/eigenaar als spil in de keuzes.
De heer prof.
ir. C.A.J. Duijvestein, hoogleraar Technische Universiteit Delft:
"Het stellen
van leefbaarheid tegenover duurzaamheid is dom en kortzichtig. Het
geeft blijk van gebrek aan inzicht in ruimte en tijd."
De heer Duijvestein
geeft een bespiegeling op de factoren tijd en plaats. Alle beslissingen
in nu-en-hier hebben gevolgen voor het daar-en-later. Wij kunnen
niet om de verantwoordelijkheid voor latere generaties en mondiale
gevolgen heen. Leefbaarheid (vooral hier-en-nu handelen en beslissen)
is een onderdeel van duurzaamheid (óók daar-en-later).
Het gebruik van tropisch hardhout voor kozijnen heeft gevolgen voor
bossen elders en voor het klimaatvraagstuk; het al dan niet zorgvuldig
omgaan met vluchtige organische stoffen heeft gevolgen voor de schilder.
De heer J.
Franssen, Commissaris van de Koningin in de provincie Zuid-Holland:
"Een
sociale samenleving is een duurzame samenleving; verantwoordelijkheidsbesef
is het sleutelwoord."
Het begrip duurzaamheid
neigt naar verenging tot kwesties op het gebied van techniek en
materialen, maar moet eigenlijk tussen de oren gebracht worden.
Communicatie en interactie zijn hierbij essentieel.
Het bereiken
van gedragsverandering, sociale verankering vereist aansluiting
bij het dagelijks leven van mensen. Communiceer met hen en maak
zaken zichtbaar!
De heer B.J.
Krouwel, stafgroep Duurzame Ontwikkeling Rabobank Nederland:
"Ik hoop
dat de consumenten steeds kritischer zullen worden om de producenten
te dwingen duurzamer te gaan produceren."
De productgerichte
marketing bedot de klanten en moet getransformeerd worden naar een
vraaggerichte marketing. Overheid, maatschappelijke organisaties
en het bedrijfsleven hebben de plicht om consumenten correct en
volledig te informeren. Mobiliseer de kracht van de consument, dan
zal de markt (de producent) wel moeten volgen. Duurzaamheid moet
immers wel economisch profijtelijk zijn. Idealisme moet plaats maken
voor een zakelijker aanpak.
De heer C.C.M. Vendrik, lid Tweede-Kamerfractie GroenLinks:
"De evolutie
naar een duurzame economie kan niet zonder een revolutie in de energie-politiek."
Paradox van
duurzaamheid: hoe breder de betekenis, hoe minder het zegt en hoe
minder mensen tegen zijn (als duurzaamheid alles is, is het ook
niets). Duurzaamheid moet terug naar de oorspronkelijke betekenis:
milieukwestie. Het enorme klimaatvraagstuk kan alleen opgelost worden
als er op grote schaal wordt overgegaan op duurzame energie. Huidige
overgang gaat te langzaam; verhoging van de energieprijs is noodzakelijk,
evenals de ontwikkeling van nieuwe technologieën. Het is aan
de politiek om het aanwezige draagvlak voor de aanpak van milieuproblemen
optimaal te benutten en te verzilveren. Gebrek aan consistentie
in overheidsbeleid werkt remmend voor de consument.
De heer ir.
J. van der Vlist, Dijkgraaf Uitwaterende Sluizen Hollands Noorderkwartier,
voorzitter Nationaal Dubo-Centrum
"Voorwaarde
voor duurzaamheid is draagvlak. Betrokkenheid bij en verantwoordelijkheid
voor eigen leefomgeving is essentieel."
Milieubeleid
kan alleen effectief zijn wanneer er draagvlak is. Daarom moet het
beleid gekoppeld worden aan de belevingswereld en het dagelijkse
leven van de mensen. Neem hun problemen serieus, ook al zijn dat
"peanuts" in vergelijking
met mondiale
milieuproblematiek. Ook de overheid moet het aandurven problemen
te erkennen, óók als er nog geen oplossingen voor
zijn. Alleen zo maak je de zaak bespreekbaar en mobiliseer je creatieve
oplossingen.
Positief is
het breed gedragen uitgangspunt van niet-afwentelen als sturend
principe.
Samenvatting
plenair zaaldebat:
- Is duurzaamheid
duur(der)? Als werkelijke kosten worden toegerekend dan is duurzaam
goedkoper.
- Investeren
in duurzaamheid verdient zich terug in de tijd.
- Van
belang is hoe er met duurzaamheid wordt omgegaan: meenemen vanaf
het ontwerpproces levert ander kostenplaatje op dan duurzaamheid
inbrengen aan het eind van het traject (toevoegen als extraatje).
- Neem
milieukosten mee in de prijsberekening (denk aan de BSE-problematiek
en de financiële consequenties daarvan: stel dat de landbouw
volledig biologisch zou zijn ..). Om een prijsmechanisme te
kunnen toepassen, is een vehikel nodig om maatschappelijke kosten
tot uitdrukking te kunnen laten komen, we moeten bevattingsvermogen
creëren: zorg voor een vertaling naar de individuele dagelijkse
keuzes.
- Praktijkervaring:
subsidies gaan naar "gemiddelde" projecten: geen stimulans
voor innovators.
- Hoe betrekken
we de jeugd bij duurzaamheid?
Onderwijspakketten,
stuur op de jeugd, ga de dialoog met hen aan, mobiliseer hen!
Geef waardering in de vorm van b.v. studiepunten.
LUNCH PROGRAMMA
Het plenaire
debat wordt onderbroken door de jeugd van theatergroep SPIKE U!
uit Spijkenisse. De aanwezigen in de zaal worden uitgenodigd om
aanwezig te zijn bij de opening door minister Tineke Netelenbos
van de Nationale Toekomstprijs thema-actie voor de jeugd van 5 tot
25 jaar "De leukste straat is de straat van de toekomst"..
Na een wervelende show door Spike U! roept zij de aanwezigen op
om niet óver de jeugd te praten maar mét de jeugd.
1
maart 2001: Minister Tineke Netelenbos geeft samen met de groep
Spike U!
het
startsein voor de thema-actie voor de jeugd, van 5 tot 25 jaar,
De
leukste straat is de straat van de toekomst’
PARALLELSESSIE:
TOEKOMSTCOMITES, MOTOR ACHTER VERANDERING
Discussieleider:
B.J. Krouwel, Rabobank Nederland.
Panelleden:
mw. I. Lulof (stichting DOEN), mw. M. Grooten (toekomstcomité
Zutphen), A.L.C. Smit, (sociaal investment Shell Nederland) en drs.
G.J. Jutten (IVN)
De heer drs.
Th. Van Loon (Nederlandse vrijwilligers) is wegens ziekte verhinderd.
De heer Riemsdijk (directeur van de Nationale Toekomstprijs) meldt
namens de heer Van Loon dat de twee organisaties op lokaal niveau
de krachten gaan bundelen. Dit houdt in dat de 140 toekomstcomités
en de 120 vrijwilligers comités werken aan- en rekening houden
met de doelstellingen van beide partijen.
Na een korte
introductieronde opent de heer Krouwel de discussie met te stellen
dat ‘Duurzaam’ niet saai, duur en vervelend is en zeker niet gebaat
is met geleuter. Alleen door te doen, de handen uit de mouwen te
steken kan morgen een betere wereld worden. Dit doen kan het beste
aan de hand van voorbeelden (concrete tips, ideeën acties en
voorbeeldproducten).
Mevrouw Lulof
onderschrijft deze stelling. Juist binnen gemeenten kan worden aangehaakt
bij de lokale problematiek. Je kunt zo ‘door het hele jaar heen’
aandacht krijgen voor het thema duurzaam.
Mevrouw Lulof
en mevrouw Grooten benadrukken dat een Comité van de toekomst
een goed instrument kan zijn om de continue aandacht voor het onderwerp,
aan de hand van concrete lokale voorbeelden, vast te houden.
De heer Jutten
wijst op een aantal succesfactoren voor het organiseren van lokale
activiteiten. Vrijwilligers hebben een aantal voordelen. Zij kennen
hun omgeving, de lokale problemen en de sleutelfiguren in de gemeenten.
Door het betrekken van deze vrijwilligers vergroot je de kans op
succes voor Toekomstcomités. Houdt er rekening mee dat niet
het aantal vrijwilligers bepalend is maar de kwaliteit van de inzet
van deze groep. Je kunt beter werken met weinig enthousiaste vrijwilligers
dan met een grote groep minder gemotiveerden. Het gaat altijd om
volhouders en doordouwers.
De heer Jutten
benadrukt verder dat duurzaam niet een statisch en technisch begrip
is. Door normale mensen te betrekken en niet uitsluitend deskundigen
zorg je ervoor dat aangesloten wordt bij de problematiek van de
lokale burgerij. Alleen zo krijgt het begrip duurzaam vorm en inhoud
voor iedereen. Dit statement krijgt breed bijval.
De heer Krouwel
poneert vervolgens de stelling dat de financiële sector (banken,
pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen) de ‘lead’ moeten
nemen in het veranderen van de samenleving naar een duurzame samenleving.
Dus niet de overheid, deze moet alleen faciliteren.
De markt moet
initiëren. Bijvoorbeeld door de rente op leningen te flexibiliseren.
Vervuilers betalen meer rente dan schone investeerders. De heer
Krouwel geeft gelijk toe dat dit een wens is die moeilijk te realiseren
is. Immers aan zo’n initiatief moeten alle partijen meedoen, anders
ontstaat marktvervuiling. Je kunt niet meer volstaan met bestaande
instrumenten. Er moeten nieuwe stimulerende instrumenten worden
ontwikkeld op financieel gebied maar bijvoorbeeld ook op personeel
gebied. Er moet niet meer worden afgerekend op uitsluitend financiële
rendementsgrondslagen. In het personeelsbeloningssysteem moet dit
ook doorwerken.
De heer Van
Nispen MNE stelt dat veel initiatieven (NME, LA-21, toekomstcomités
per stad, het Shell programma) opbloeien die na een relatief korte
periode weer inzakken of verdwijnen. Hij pleit voor samenwerking
tussen alle actoren, resulterend in een "kritische massa’ op
wijk/buurt niveau. Alleen zo, door het koppelen van grote organisaties
aan personen, kan gezorgd worden voor continuïteit
De heer Schouwenaar,
Milieucentrum de Michaëlshof in Den Oever. Hij stelt dat de
dagelijkse praktijk van financiering vaak een hoog ambitieniveau
in de weg staat. Bijvoorbeeld zijn centrum geeft geen CO2 vervuiling.
Om in aanmerking te kunnen komen voor CO2 reductie subsidies moet
echter aantoonbaar CO2 verminderd worden. Projecten die van oorsprong
(hoog ambitieniveau) geen CO2 uitstoot hebben komen dus niet in
aanmerking. Wil je toch kunnen profiteren van subsidies dan moet
je het uiteindelijke realiseerbare doel gefaseerd indienen. Van
enige inspirerende waarde is dan al geen sprake meer. Ook de Rabobank
was/is niet bereid in zijn project te investeren.
De heer Krouwel
herkent het beeld en vraagt om geduld. Veranderingen zijn gaande,
maar veranderingen vragen tijd voordat het overal tussen de oren
zit.
De heer Deinum
wijst op de eigen verantwoordelijkheid van grote partijen als Shell.
Wordt bij deze bedrijven consequent aandacht gegeven aan bijvoorbeeld
energiebesparing?
De heer Smit
weet niet wat Shell, als geheel bedrijf, hieraan doet. Hij is het
volstrekt eens met de eigen verantwoordelijkheid van mensen (privé
en op het werk). Thuis zijn grote winsten te halen op b.v. energiegebied.
Dit geeft ook een goede uitstraling naar de (directe) omgeving.
Als voorbeeld meldt hij dat hij tegenwoordig door zijn eigen dochter
wordt gecorrigeerd (licht uit, deur dicht.)
De heer Wassink,
camping Papillon te Denekamp, vraagt aan het panel of zij weten
hoe moeilijk het is om als voorloper, en winnaar van de Nationale
Toekomstprijs, financiële steun te krijgen. Op zijn bedrijf
zijn veel vernieuwende producten toegepast die nu voor "groenfinanciering’
in aanmerking komen. Hij heeft als pionier nooit van deze mogelijkheden
gebruik kunnen maken.
Mevrouw Lulof
kan zijn standpunt begrijpen. Van alle aanvragen die bij stichting
Doen binnenkomen valt 80-90% af. Het is een kwestie van doorzetten
en volhouden. De Toekomstprijscomités in gemeenten kan een
instrument zijn om waardering te verkrijgen en vervolgens medestanders
te vinden en zo wél in aanmerking te komen voor steun.
Stichting Doen
verwijst binnengekomen projecten vaak door naar andere instanties,
als de Toekomstprijs, die wel kunnen helpen.
De heer Smit
onderschrijft het bovengenoemde afvalpercentage. Shell heeft zelf
voor bijvoorbeeld starters hulpprogramma’s ontwikkeld. Meer info
hierover staat op www.Shell.nl.
Mevrouw Grooten
(Zutphen) herkent het probleem van de heer Wassink. Op lokaalniveau
lopen zij ook tegen hetzelfde probleem aan. De enige oplossing is
helder voor ogen te hebben wat je wilt bereiken. Soms zijn kleine
stapjes succesvoller dan grote ambities. Deze tactiek is ook toegepast
in Zutphen. Door kleine, maar haalbare, stappen te nemen krijg je
mensen enthousiast. In de gemeente Zutphen wordt nu overwogen om
i.s.m. de KvK startende ondernemers centraal te stellen.
De heer Krouwel
reageert dat het beoordelen altijd mensenwerk is. Of het nu om stichting
Doen gaat of bij de banken. Een verzoek moet in goede aarde vallen.
Dus als het de eerste keer niet lukt kijk dan naar bondgenoten en
probeer opnieuw.
Verschillende
aanwezigen reageren hierop met voorbeelden van projecten die wel
gesteund werden door meerdere partijen maar die stuiten op tegenwerking
van 1 persoon. Ook werd aangegeven dat initiatiefnemers vaak alleen
staan en dat dat vaak een reden is om te stoppen.
De heer Krouwel
reageert hierop door te stellen dat wezenlijke veranderingen niet
bereikt worden door meelopers maar juist dankzij tegenstand. Soms
moet je zelfs tegenstand oproepen om de projecten/initiatieven nog
beter te maken.
De heer Riemsdijk
geeft aan dat een van de doelstellingen van de toekomstprijs ook
is om startende initiatieven te steunen en medestanders hiervoor
te zoeken.
Mevrouw Kwak,
SME. geeft als voorbeeld de gemeente Breda, die dit probleem heeft
opgepakt door lokale adviesbureaus op alle gebieden te vragen om
pro-deo burgerinitiatieven uit te werken tot concreet uitvoerbare
projecten. Binnen 3 maanden had de gemeente een groot aantal projecten
die inmiddels zijn uitgevoerd.
De aanwezigen
in de zaal reageren positief op dit voorbeeld. Een nationaal bureau
voor assistentie, zoals de toekomstprijs met een landelijk netwerk,
zou aangevuld moeten worden door lokale hulp van bedrijven voor
de eigen bevolking. De heer Riemsdijk zal dit meenemen in de netwerkbijeenkomsten
die binnenkort in alle provincies plaatsvinden. Doel van deze bijeenkomsten,
maar ook van dit middagprogramma, is dat mensen elkaar leren kennen
en zo elkaar kunnen helpen. Hij zal er voor zorgen dat de namen
en adressen van aanwezigen onderling worden verspreid.
De heer Kagenaar,
Rabobank Rotterdam. In Rotterdam is een club van mensen uit bedrijven/overheden
(Rotterdamse duurzaamheidsclub). Deze club heeft een paar maanden
geleden een project ontwikkeld gericht op het belonen van initiatieven
van burgers (pluspunten project). Dit gezamenlijk project van deelnemende
partijen kan direct gekopieerd worden in andere gemeenten.
Het pluspuntenproject
concretiseert niet alleen ideeën maar heeft ook een hoog pret
gehalte. Alleen zo maak je van Duurzaamheid een feest. Hij nodigt
iedereen uit die in Rotterdam woont om op Radio Rijnmond, in zijn
radioprogramma, te vertellen waar hij/zij mee bezig is.
Mevrouw De Mul
stelt dat dit een goed bedoelt initiatief is maar vraagt zich af
hoe het opgeschaald kan worden naar de ‘machtige partijen’ als pers
en politiek.
Reactie van
het panel is dat er ergens begonnen moet worden. Alleen zo krijg
je een omwenteling. Bijvoorbeeld volgend jaar zijn de verkiezingen.
Waarom wordt niet door een ieder actie ondernomen naar lokale en
regionale politieke partijen om ze te dwingen ‘duurzaamheid’ in
de verkiezingsprogramma’s op te nemen.
De heer Schouwenaar
stelt dat het realiseren van vernieuwing zeer veel tijd kost en
dat vaak opgelopen wordt tegen gevestigde krachten met hun financiële
belangen. De heer Koenen (Uden/Veghel) beaamt dit en waarschuwt
voor het machtsblok van het COS/NME en provincies die nu de subsidiepotten
onderling verdelen. Hierdoor komen gezamenlijke werkplekken voor
lokale initiatiefnemers (incubatieplaatsen voor vernieuwing) niet
van de grond.
Verschillende
leden van het panel waarschuwen dat niet alleen gewacht moet worden
op subsidies. Als geloofd wordt in vernieuwende producten en ideeën
kan ook een lening worden aangevraagd. De Rabobank is nu bezig met
een pakket financiële producten die daar op inspelen.
De heer Krouwel
sluit de bijeenkomst af en vat de high-lights van de discussie als
volgt samen:
- Blijf doorgaan
en zoek (professionele) medestanders.
- Zorg voor
een goede verpakking, maak van duurzaamheid een feest. De toekomstdagen
met allerlei activiteiten kunnen daar een rol in spelen.
PARALLELSESSIE
STEDELIJKE VERNIEUWING: MENSENWERK!
Voorzitter:
ir. J. van der Vlist.
De panelleden
lichten hun stelling toe:
De heer prof.
ir P.B. de Bruijn, directeur de Architecten Cie en stedenbouwkundige
voor het door de vuurwerkramp getroffen gebied in Enschede:
"De bewoner
als actor: het verhandelbare recht van terugkeer in optie-stedenbouw"
Casus Enschede: aanleiding voor de stedelijke vernieuwing in
Enschede is de vuurwerkramp van 13 mei 2000. Deze opgave kent sterke
restricties: opwaardering van het gebied en het recht op terugkeer
voor voormalige bewoners. Er wordt gewerkt aan het realiseren van
het idee om dit recht te maken tot een verhandelbare optie. Hiermee
kunnen voormalige bewoners meeprofiteren van de opwaardering van
het getroffen gebied.
De omvang van
dit gebied is zo groot dat niet volstaan kan worden met tapijt-stedenbouw
(conform Vinex). Differentiatie en variatie is nodig waarbij aanhechting
aan de bestaande stad (ook fysiek) van groot belang is. Waardevolle
stedenbouwkundige structuren worden behouden, zoals de singelbebouwing,
die onderdeel uitmaakt van het grotere verband van een uniek stedenbouwkundig
monument. Het oorspronkelijke Vinex-plan voor dit gebied (binnenstedelijk)
is aangepast aan de nieuwe situatie, behoud van industrieel erfgoed
blijft (voor zover mogelijk) van belang.
Aspect van individueel
opdrachtgeverschap: pandsgewijze aanpak, afweging van individueel
en algemeen belang. Individueel opdrachtgeverschap is een potentiële
energiebron die je moet weten aan te boren.
Complicerende
factor: aankoop kavels.
Duurzaamheid
is een moeilijk begrip, moeilijk te operationaliseren, geen maatstaf
voor te geven. Architecten kunnen er niet mee uit de voeten. Waarom
leggen we duurzaamheideisen niet vast in wetgeving? Men kan van
architecten niet vragen eerst de eigen restricties aan te leggen
en vervolgens daarbinnen te optimaliseren.
Interpretatie
van het begrip duurzaamheid vanuit de levensduurbenadering: het
moet passen bij de opgave. Sociale netwerk is het belangrijkste.
De heer dr.
L.G. Gerrichhauzen, directeur Gerrichhauzen & Partners:
"Investeren
in sociaal kapitaal is absolute prioriteit."
Veiligheid betekent
ook vertrouwen in de eigen stedelijke omgeving.
Bij stedelijke
vernieuwing gaat het om het samenbrengen van de keuzevrijheid van
het individu en publieke waarden als duurzaamheid.
De paradox van
de tijd stelt ons voor dilemma: volstaat hetgeen in de jaren 50,
60 en 70 is voortgebracht nog? Hoe moet de kwaliteitssprong gerealiseerd
worden? Door middel van strakke regie (zoals bij de stadsvernieuwing)
of
spontaan, vanuit
het marktmechanisme? Hoe moeten we investeren in vastgoed én
in sociaal kapitaal?
Een corporatie
voert technisch voorraadbeheer: slopen of aanpassen, maar feitelijk
is de vraag: voor wie doen we dat? Sociaal betekent niet: soft,
maar: mensen inspireren om hen mee te krijgen.
Denkkader voor
sociale pijler: menselijk kapitaal (zelfrespect), sociaal kapitaal
en contextueel kapitaal (vertrouwen in de instellingen en professionals).
Een wegwijzer
naar instrumenten en praktijkvoorbeelden stedelijke vernieuwing
is te vinden op www.instrumentenwijzer.nl
De heer dr.
C. Verdaas, directeur avondopleiding bedrijfskunde van de Universiteit
Nijmegen en strategisch adviseur gemeente Zwolle:
"Een sturende
overheid is het gat in de markt."
Duurzaamheid
speelt op verschillende schaalniveaus (regio, stad, wijk, woning):
kan spanningsveld opleveren als bijvoorbeeld een woonwijk moet wijken
in het belang van een duurzame stad. Zorg voor een vertaling van
de ambitie voor de stad naar de wijk en ga het gesprek met de bewoners
aan. Interactiviteit wordt mogelijk als er sprake is van openheid
en transparantie. Valkuil voor bestuurders: onder de noemer duurzaamheid
een open en interactief proces ingaan met bewoners zonder het besef
dat het ingrijpt in het leven van die bewoners.
Met processen
bouw je geen wijken; zorg ook voor het genereren van ideeën!
Een generiek concept voor de meest duurzame stad bestaat niet. Praktijkvoorbeeld
van de snelweg dwars door de stad: het omleggen ervan betekent het
afwentelen van problemen, dus duurzaam is in dit geval: het ter
plekke oplossen van de nadelige gevolgen van die snelweg.
Nadere gedachtewisseling:
Wanneer is een
stad duurzaam?
Níet
als de woningbouw energiezuinig is; het gaat immers om het brede
verband, een integrale benadering. Een duurzame stad is een stad
die de problemen niet afwentelt op elders noch op latere generaties.
Een duurzame stad ontstaat daar waar sociale, ruimtelijke én
milieukwaliteiten gelijktijdig en vroegtijdig in het proces worden
ingebracht.
Duurzaamheid
niet benaderen als apart aspect: iedereen heeft vanuit zijn eigen
discipline een eigen verantwoordelijkheid voor duurzaamheid.
Vastleggen in
wetgeving?
Duurzaamheid
is dynamisch, vergt creativiteit en innovatie. Wetgeving werkt belemmerend
en werpt drempels op, zodat vooruitgang niet mogelijk is.
Angst voor wetgeving
komt voort uit angst voor middelvoorschriften.
PLENAIRE
AFSLUITING
Dagvoorzitter
Terlouw sluit de dag af en geeft een samenvatting van wat hem deze
dag is opgevallen. De centrale vraag was ‘ wat staat ons te doen
om een duurzame samenleving te realiseren en hoe zijn problemen
te overwinnen?
- Houd vol,
ga de strijd aan.
- Mobiliseer
professionaliteit, streef kwaliteit na.
- Speel in
op juiste emoties, geef gevolgen goed en helder weer.
- Blijf enthousiast,
zo maak je ook anderen enthousiast.
- Maak duidelijk
waar het om gaat, zoek naar heldere omschrijving van duurzaamheid
(haalbare stappen)
- Persoonlijke
zorg voor- en trots zijn op je omgeving is belangrijk.
- Maak het
leuk, geef het amusementswaarde, maak het iets van deze tijd.
- Bijvoorbeeld:
zorg voor invlechting van milieuthema’s in soapseries als Onderweg
naar Morgen.
- Geef
de samenleving zó vorm dat er dicht bij huis zichtbare
kwaliteit te beleven is (bijvoorbeeld op Toekomstdagen in gemeenten).
- Maak
zichtbaar dat ‘duurzaam’ alleen schijnbaar duurder is, goedkoop
is duurkoop. We leven op de ‘pof’.
- Maak
kosten inzichtelijk door producten behalve in Euro’s ook in
Eco’s te prijzen.
- Probeer
niet de ‘grote’ architect iets duurzaams te laten maken, maar
maak architecten die zich op het gebied van duurzaamheid bewezen
hebben groot.
- Persoonlijke
tip Terlouw: introduceer belasting op afgenomen waarde (in tegenstelling
tot BTW). Geen BTW meer op arbeid en reparaties van bijvoorbeeld
auto’s en apparaten. Zo zorg je voor duurzame levensduurverlenging.
- Werk
met keurmerk, label, stempel zodat consument weet wat hij te
kiezen heeft.
- Maak
duurzame producten goed bereikbaar en makkelijk verkrijgbaar,
laagdrempelig, simpel.
- Maak van
Ecoteams; Toekomst-ecoteams.
- Zorg
voor een leesbare stad: bijvoorbeeld Tilburg, waar parkeermeters
voorzien zijn van zonnecellen én een uitleg daarbij.
- Maak gebruik
van 'best practices' en kennisbundeling.
Tot slot: Waarom
is de pers hier niet/nauwelijks aanwezig? Dit zegt genoeg over de
belangstelling van de pers over het positieve onderwerp DUURZAAMHEID.
*
* *
|